Na 2 jaar corona zitten we weer in de bus met een grote groep leerlingen. Het afwisselende landschap wordt voorzien van commentaar, de betreffende bladzijden in de excursie reader worden genoemd (onderdeel van de tentamenstof) en er is tijd voor een persoonlijke anekdote. Aangekomen in Veessen bestuderen de leerlingen de groene variant van de hoogwatergeul, vullen antwoorden in bij opdrachten over de woelbak, meten de stroomsnelheid van de IJssel met behulp van takjes, leren aan de hand van zelf omhoog geboorde bodemprofielen veel over sedimentatie, stroomsnelheid en korrelgrootte, maken de kribben iets groter door er stenen naast te gooien (de testosteron is niet in Drachten achtergebleven) om uiteindelijk weer in de bus de begrippen binnen-/buitendijks, zomer-/winterbed, zomer-/winterdijk, oeverwal en komgronden onder de knie te krijgen.
In Kampen bij de monding van de IJssel sluiten we de excursie af. Deze prachtige historische stad met een roemrijk verleden heeft het nodige gedaan om de parel van de IJssel ook voor de komende generaties te behouden. De IJssel is hier breed en diep (zeker na de uitgevoerde zomerbedverdieping) en de kracht van het water zorgt hier voor erosie. De moderne mens heeft gelukkig ook in Kampen de beschikking over gewapend beton, staal en aluminium. Laat het water maar komen.
Het Kamperland met de nodige oude rivierlopen en de balgstuw tussen Ketelmeer en het Zwarte Water maken het verhaal compleet. De gespannen verhouding tussen een rivier die uitstroomt in een groot zoetwaterbekken komt op een zonnige voorjaarsdag met een westenwind kracht 3 wat minder uit de verf, maar deze dag aan de IJssel heeft ons goed gedaan.